Nieuws

Verslag van het “Breed” – overleg van de Stichting actie Behoud Ziekenhuis Lelystad van 21 februari 2019 in Wijkcentrum de Dukdalf te Lelystad.

Opening
De voorzitter opent de vergadering. Ca. 10 organisaties hebben zich afgemeld bij de secretaris maar hebben aangegeven wel interesse te hebben in de activiteiten van de Stichting

Presentatie van de verschillende activiteiten
Albert Kok geeft een overzicht van de activiteiten van de stichting sinds de oprichting.
In de bijlage treft u een Powerpoint presentatie aan van de inleiding.

Discussie:
De verkenner en Zilveren Kruis geven aan in gesprekken met betrokkenen in de zorg geen gespreksonderwerpen naar buiten te brengen c.q. zich negatief uit te laten. Een opmerking: Verzekeringen beloven van alles maar de uitvoering laat op zich wachten. De zorgcentra zijn voorzichtig in de uitingen. Ze zijn afhankelijk van de zorgverzekeraars. De Stichting mag zich echter niet laten afremmen door Sint Jansdal, verkenner of zorgverzekeraars. De Stichting heeft tot doel signalen op te pakken en zich niet de mond te laten snoeren. De Stichting heeft de ruimte de discussie scherp te voeren. De Stichting heeft inmiddels door haar handelen een positie opgebouwd. Via de vele meldingen kan ze de vinger aan de pols houden.
De meest schrijnende situaties worden vaak niet gemeld doordat men o.a. geen toegang heeft tot internet of het bestaan van de Stichting niet kent. Aan een ieder wordt gevraagd door te gaan met de meldingen indien gewenst kan het anoniem.

Inhoudelijke discussie op basis van de presentatie van Anne-Margriet Verheij
De presentatie van Anne- Margriet treft u bijgaand aan.
Discussie aan de hand van stellingen:
Ketenzorg kan alleen functioneren als er een ziekenhuisvoorziening in de buurt is en andersom
Discussie:
We kunnen van alles bedenken. De medisch specialisten bepalen wat er gebeurt.
De stelling heeft instemming van de aanwezigen. Zeker daar waar het gaat om de informele zorg zoals patiëntsupport en mantelzorgsupport. Voor met name de groep senioren is het van belang dat er een ziekenhuis in de buurt is.
De langere opvang van senioren in ziekenhuizen is vaak niet gewenst. Mogelijk kunnen de woonzorg/verpleeg huizen daar een grotere rol in spelen. Dit vraagt om een afstemming tussen Thuiszorg, verpleeghuizen en het ziekenhuis. Wel een urgent punt omdat Sint Jansdal deze zorg in Lelystad niet levert.
De vergadering maakt zich zorgen over het cultuurverschil tussen de Noord-West Veluwe en Lelystad. Voorbeelden worden genoemd. Lelystad kent een andere problematiek.
In Flevoland kunnen we een zodanige ketenzorg ontwikkelen dat opname in een ziekenhuis zoveel mogelijk wordt voorkomen
Discussie:
Door samen te werken is er veel te bereiken. De drie verschillende geldstromen belemmeren de ketenzorg. Provincie heeft een belangrijke rol bij de afstemming.

Voor Lelystad is het van belang dat er zorg overblijft. Er zijn zorgen over de bemensing van de poli’s. Zijn de specialisten van het Sint Jansdal bereid naar Lelystad te komen? Er zullen veel poli’s open zijn maar wat is de frequentie? Is dat afgestemd op de behoefte van de inwoners van Lelystad? Er is behoefte om dit zwart op wit te hebben. Een capaciteitsprobleem wordt verwacht. De wachtlijsten mogen niet te lang zijn anders trekken de mensen weg naar elders.

Flevoland moet koploper worden van digitale zorg (bron Tweede Kamer).
Discussie:
Veel inwoners kunnen niet omgaan met het medium. Liever geen proefkonijn. Het voelt als een dooddoener van de politiek. Geen oplossing voor de gevraagde spoedeisende hulp en acute kraamzorg met beddenhuis voor Lelystad. Op termijn zal ook in de zorgwel het digitale medium groter invloed krijgen.

Gemeenten en zorgverzekeraars: in elke regio samenwerking op zorg en ondersteuning 

Gemeenten en zorgverzekeraars zetten een volgende stap in hun samenwerking voor de juiste zorg en ondersteuning in de regio. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hebben afgesproken om toe te werken naar een sluitend samenwerkingsnetwerk waardoor inwoners in elke regio verzekerd zijn van een goede samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars op zorg en ondersteuning.
De samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars is de afgelopen jaren sterk uitgebreid, met name als het gaat om ouderenzorg, preventie en geestelijke gezondheidszorg. Ouderen wonen langer thuis, de mogelijkheden voor preventie in de wijk nemen toe en de zorg- en ondersteuningsvraag van mensen met psychische problemen hangt steeds meer samen. Hierdoor groeit de behoefte aan goede, lokale afstemming. Dat maakt de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars noodzakelijk en vanzelfsprekend. De nieuwe afspraken tussen VNG en ZN moeten zorgen voor een sluitend netwerk waarmee in elke regio de samenwerking op zorg en ondersteuning tot stand komt.
Werkstructuur voor regionale samenwerking
Gemeenten en zorgverzekeraars staan elke dag in contact met hun inwoners c.q. verzekerden om voor hen de juiste zorg en ondersteuning te organiseren. Samen met lokale partners zijn gemeenten en zorgverzekeraars in staat om de zorg en ondersteuning snel af te stemmen op de lokale behoefte. Iets wat met landelijk beleid vrijwel niet lukt. Gemeenten en zorgverzekeraars zien dat hun aanpak in de regio werkt, maar dat er ook nog genoeg kansen zijn om de samenwerking te verbeteren. Daarom hebben de VNG en ZN verder een werkstructuur afgesproken waarmee gemeenten en zorgverzekeraars met elkaar snel en effectief knelpunten in de regio kunnen oplossen.
Focus op ouderenzorg, preventie en GGZ
De VNG en ZN werken sinds 2016 met een samenwerkingsagenda. Deze agenda is bedoeld om gemeenten en zorgverzekeraars te ondersteunen bij het maken van regionale afspraken. De agenda richt zich met name op ouderenzorg, preventie en de geestelijke gezondheidszorg (ggz). In de ouderenzorg is goede afstemming nodig tussen de huishoudelijke hulp en wijkverpleging, bijvoorbeeld als het gaat om maaltijdvoorzieningen. Gemeenten en zorgverzekeraars stemmen hun preventieactiviteiten steeds meer af zodat preventie voor doelgroepen en individuele behandelingen elkaar kunnen versterken. Voor de GGZ is het belangrijk dat mensen met psychische klachten na hun GGZ-behandelingen kunnen rekenen op geschikte woonruimte, werk en ondersteuning vanuit de gemeente.

Nationale aanpak voor ziekenhuiszorg is urgent’

Om de implementatie en verspreiding van best practices in de zorg te realiseren, zou er meer landelijke regie moeten komen. Dat stellen oud hoofd-inspecteur gezondheidszorg Wim Schellekens en emeritus hoogleraar gezondheidszorg-economie Guus Schrijvers. Volgens hen is het de hoogste tijd voor een nationaal samenwerkingsprogramma van ziekenhuizen met de eerste lijn. ‘Alleen zo kunnen ambitieuze doelstellingen worden bereikt.’
Schellekens en Schrijvers pleiten voor een nationale aanpak van de ziekenhuiszorg gericht op beperking van de verschillen in kwaliteit van zorg, meer samenwerking tussen zorgverzekeraars, meer regionale samenwerking tussen ziekenhuizen, verbetertoezicht van NZa en IGJ en snellere verspreiding van zorginnovaties. ‘Het is de taak van de minister om zo’n nationaal programma op te zetten.’ Dat schreven zij vrijdag in een open brief aan minister Bruins.

Onbetaalbare zorg

Politici en economen verklaren met steeds meer klem dat de zorg onbetaalbaar wordt en hard ingrijpen onvermijdelijk is. Ze doelen daarmee op maatregelen zoals hogere eigen bijdragen, pakketverkleining en premieverhoging. ‘Al deze maatregelen gaan ten koste van de burger’, aldus Schellekens en Schrijvers. ‘Hier hebben wij enorme moeite mee. Ook de noodzakelijke en kostbare solidariteit in ons land tussen gezond en ziek, rijk en arm, jong en oud komt daardoor onder druk te staan’. Ondertussen ontwikkelen pioniers en voorlopers voortdurend nieuwe innovaties die laten zien dat de zorg anders en goedkoper kan. ‘Er is een onweerlegbaar grote winst te behalen voor de patiënt, de professionals en de premiebetalers.’ Volgens Schellekens en Schrijvers ontbreekt het echter aan landelijke regie. ‘Het ministerie speelt geen rol van betekenis. Er is een leidende coalitie nodig met landelijke ondersteuning om zorginnovaties en verbeteringen succesvol te implementeren. Het zou dan ook geweldig zijn als de minister de leiderschapsfunctie op zich zou nemen en een nationaal programma mogelijk maakt.’

Reactie van de minister

Medio 2018 vond een gesprek plaats tussen minister Bruins, Schellekens en Schrijvers over hun plan voor een landelijk samenwerkingsprogramma. Uit het gesprek kwam naar voren dat Bruins politiek geen ruimte ziet voor landelijke ondersteuning door of vanuit het ministerie. Het opzetten van een nationaal programma is volgens hem geen taak voor de minister. Hij liet weten dat voor hem de bal juist bij de veldpartijen ligt. Bruins verwacht dat via hen implementatie en brede verspreiding van best practices, met name op het gebied van samenwerking tussen de tweede en eerste lijn met substitutie van zorg, het beste verloopt. Dit heeft Schellekens en Schrijvers onaangenaam verrast: ‘Hij weet immers dat ons zorgstelsel is gebaseerd op onderlinge concurrentie en dat dit de noodzakelijke (regionale) samenwerking tussen zorgaanbieders sterk belemmert en dat ook zorgverzekeraars helemaal niet bereid zijn tot samenwerking om gemeenschappelijke doelen te bereiken.’ Ambitieuze doelstellingen op het gebied van kwaliteit en kosten zijn door dit gebrek aan samenwerking onhaalbaar, zien de twee wetenschappers. Terwijl de grootste winst nu juist in onderlinge samenwerking zit over de grenzen van disciplines, afdelingen, zorginstellingen en echelons heen en in onderlinge herverdeling van functies op basis van competentie, ervaring, toegankelijkheid van zorg, regionale behoefte en doelmatigheid. ‘De concurrentiegedachte belemmert ook het opzetten van gezamenlijke nationale programma’s’, voegen ze eraan toe.
Na het gesprek met de minister hebben Schellekens en Schrijvers gesproken met vertegenwoordigers van vrijwel alle brancheorganisaties in de curatieve zorg en met een aantal bestuurders. ‘Er is brede (h)erkenning van de potentiële winst die behaald kan worden met dan ook breed draagvlak voor een nationale aanpak, mits toegespitst op lokale/regionale prioriteiten. Ook de vertegenwoordigers van het Zorginstituut, de NZa en de ZN deelden deze opvatting.’

De inhoud

Volgens Schrijvers en Schellekens zou VWS samen met nationale partijen een nieuwe aanpak kunnen ontwerpen voor de curatieve sector, gebruikmakend van de ervaringen van ‘Sneller Beter’, ‘Zorg voor Beter’, en ‘Waardigheid en Trots’. ‘Hierbij kunnen NIVEL, Vilans en ook IQ-Healthcare ondersteuning bieden. Ook wij kunnen vanuit onze ervaring met nationale en regionale programma’s misschien een nuttige inbreng hebben bij het ontwerpen van zo’n hernieuwd nationaal programma, zo mogelijk ook aansluitend bij voorzichtige initiatieven die er al lopen.’ Zo ziet het duo het voor zich: de deelnemende regio’s formeren een multidisciplinair verbeterteam en het expertteam leert hun de veranderprincipes in eigen regio toe te passen en vorm en inhoud te geven. Daarmee kopiëren ze de eerdere verbeterprogramma’s niet, maar herontwerpen ze wat het beste werkt in de eigen context. ‘Het werk gebeurt in de regio’s, de ondersteuning gebeurt in nationale werkconferenties. Deelnemende teams leren van elkaar, maar gaan ook op resultaten met elkaar in concurrentie, hetgeen zeer stimulerend werkt.’

Randvoorwaarden

Om het nationaal samenwerkingsprogramma succesvol uit te kunnen voeren, is allereerst leiderschap nodig. Verder moet er urgentiebesegf zijn; het besef dat ‘als er niets gebeurt, dit leidt tot onacceptabele maatregelen op termijn’. De rol van professionals is van essentieel belang. ‘Zij moeten de verbeteringen tot stand brengen vanuit hun intrinsieke motivatie voor de patiënt. Dat alleen is echter niet voldoende. Bestuurders, zorgverzekeraars en toezichthouders moeten professionals stimuleren, faciliteren en behaalde resultaten belonen en negatieve prikkels wegnemen. Ook het Zorginstituut is vanuit normerend opzicht van groot belang.’

Sluiting Bronovo en Antoniushoeve?

In Den Haag wonen ruim 500 duizend mensen, in de regio Haaglanden zo’n 1,4 miljoen. Er zijn (in de regio) Den Haag te veel ziekenhuizen. Niet alleen HMC heeft meerdere locaties (Westeinde, Bronovo, Antioniushoeve). Ook het HagaZiekenhuis heeft er twee (Leyweg en Sportlaan). En dan heb je ook nog het Reinier de Graaf Ziekenhuis in Delft, het Lange Land in Zoetermeer, Alrijne in Leiden. Niet te vergeten de academische ziekenhuizen in Rotterdam en Leiden.

Politieke norm

Een ambulance moet binnen 15 minuten ter plaatse zijn. Het personeel heeft 5 minuten om te stabiliseren. Vervolgens moet de ambulance binnen 25 minuten op een eerste hulp zijn. De sluiting van de eerste hulp in Lelystad bracht deze 45-minuten norm in het hart van het politieke debat. Onder de 45 minuten blijven mensen leven. Erboven gaan mensen dood.
Zo simpel is het natuurlijk niet. Er is sprake van een kansberekening, een glijdende schaal. Het is vooral ook een politieke norm. Erboven heeft de rijksoverheid een zorgplicht, maar eronder niet. Dit raakt aan ideologische opvattingen over de rol van de overheid. En daar denken linkse en rechtse partijen al snel verschillend over.  Er zijn bovendien financiële belangen mee gediend. Boven de 45 minuten moet de rijksoverheid de portemonnee opentrekken voor bijvoorbeeld een faillissement.

Schaal van ziekenhuizen

In mijn promotieonderzoek heb ik 35 jaar politiek debat over de schaal van ziekenhuizen onderzocht. Daaruit blijkt dat met name in de jaren tachtig en negentig efficiëntie-denken domineerde bij de rijksoverheid. Er moest bezuinigd worden. We gingen richting marktwerking. Ziekenhuizen moesten vooral groter worden, omdat kleine ziekenhuizen slechte kwaliteit leverden en te duur waren. De minimale schaalnorm van ziekenhuizen verschoof in 1992 van 100 naar minimaal 250 bedden met de nota van PvdA-staatssecretaris Simons van het derde kabinet Lubbers. Fusies van kleine ziekenhuizen werden van rijkswege afgedwongen.
Rond de millenniumwisseling kwam in reactie op de vele fusies de minimale bereikbaarheid van spoedeisende zorg steeds scherper naar voren, vooral onder de kabinetten Balkenende, die een terugkeer naar de menselijke maat in de zorg propageerden. Het tweede kabinet Balkenende (CDA, VVD, D66) zorgt daarbij óók voor gereguleerde marktwerking. Op het departement wordt Hans Hoogervorst (VVD) de nieuwe minister. Najaar 2003 volgt een eerste brief onder zijn verantwoordelijkheid over kleine ziekenhuizen. Daarin schrijft de minister dat hij fusies van ziekenhuizen alleen wil verbieden als bereikbaarheid van spoedeisende hulp binnen 45 minuten in het geding is. De minister onderschrijft de opvatting dat hij globaal moet kunnen ingrijpen, maar “de minister is niet de directeur van een systeem van staatsziekenhuizen”.
Met de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) wordt in 2006 de norm van 45 minuten formeel vastgelegd. Het RIVM constateert in 2013 nog dat de spreiding van de spoedeisende eerste hulpen zodanig is, dat 99,85 procent van de inwoners binnen 45 minuten per ambulance bij een eerste hulp kan zijn. De concentratie van spoedeisende hulpen en zorgen over kleine ziekenhuizen leiden tot Kamervragen en overleg. De Eerste Kamer neemt eind 2013 de motie Flierman c.s. aan die een evenwichtige spreiding van algemene ziekenhuizen als een publiek belang aanduidt. Medio 2014 antwoord de regering dat één wettelijke ondergrens van belang is: de 45 minutennorm voor acute zorg.

Minimumnorm

Wat kunnen we nu vaststellen naar aanleiding van de problemen bij de IJsselmeerziekenhuizen? Met name als het gaat om deze norm in het licht van de menselijke maat van ziekenhuizen? Enerzijds lijkt het geruststellend dat meer dan 99,9 procent van alle burgers van Nederland binnen de normtijd van 45 minuten woont. Dan lijkt het mee te vallen en wordt de suggestie gewekt van een storm in een glas water. Voor de circa 77.000 inwoners in Lelystad is echter sprake is van een evidente verslechtering ten opzichte van de huidige situatie.

Meer in het algemeen is het veel belangrijker om te weten, of als gevolg van schaalvergroting en fusies van spoedeisende eerste hulpen  de norm van 45 minuten van een ‘uiterste maximumnorm’ gestaag verandert in een ‘bestuurlijke minimumnorm’? Dat zou eigenlijk eens goed onderzocht moeten worden, als dat niet al gebeurd is. Wint de leefwereld van ‘het systeem’ en bureaucratische rationaliteit van overheid en grote instellingen het hier van de leefwereld van de burgers, zoals de filosoof Habermas ooit betoogde?  

Renze Portengen

 

Sluit Menu